Omdat we het vorige jaar op de botter ‘Greate Pier’ wel erg krap behuisd waren,
voor een aantal Ooldies was er geen hut en moesten daarom noodgedwongen in allerlei kieren en gaten overnachten,
monsterden we dit jaar aan op de veel ruimer bemeten ‘Zeven Wouden’.
De tweemastklipper Zeven Wouden.
Lengte: 26.00 m , breedte: 5.40 m, diepgang: 1.20 m,
zeiloppervlak: 240 m2
Deze tweemastklipper gebouwd in 1899 voer de eerste zestig jaar van haar bestaan
voornamelijk met steenkool uit Duitsland en los cement over de Zeeuwse wateren.
Omdat het schip geregeld door de sluis Opstapplaats was wederom de haven van Lemmer,
waar onze victualiënmeester bij aankomst op vrijdagavond een voortreffelijk visbuffet had geregeld.
Zaterdagmorgen
was er, na het ontbijt van gebakken spek met eieren, vlootraad over de te volgen koers.
De weersverwachting was helaas dermate slecht dat het voor schipper Janine onverantwoord was om de oversteek te maken.
Besloten werd om aan deze kant van het IJsselmeer te blijven en de Friese meren te bezeilen.
Er werd koers gezet naar Workum waar we omstreeks 16.00 uur arriveerden.
Na het diner aan wal, werd de zaterdagavond in gepaste vrolijkheid doorgebracht.
Voordat we ons echter ter kooi konden begeven maakte één van de leden in het aardedonker nog een onvrijwillig duik,
waarbij alléén de matrozenmuts en sigaar nog boven het water uitstaken.
Op zondagmorgen ontving hij voor deze uitzonderlijke actie zijn duikdiploma.
Daarna werd er teruggezeild naar Lemmer en keerden we huiswaarts,
waarmee een einde kwam aan een zéér verrassend zeilweekend.
van Roosendaal moest, heeft zij de Roosendaalse maat.